HIELDRAAD: Onderdeel van de band. De rand langs de binnenzijde van de band die in de velg past.
REMMEN: Je fiets heeft velg- of schijfremmen. Velgremmen remmen door middel van een remblok op de velg van het wiel, terwijl schijfremmen het remblok aanbrengen op een schijf die is bevestigd aan het midden van je wiel.
CASSETTE: De set tandwielen op het achterwiel. Wanneer je van versnelling verandert, beweegt de ketting naar links of rechts op de cassette.
DERAILLEUR: Het schakelmechanisme op een fiets. De voorderailleur verschuift de ketting tussen het grote en kleine tandwiel aan de voorkant van je aandrijflijn. De achterderailleur beweegt de versnellingen op en neer op de cassette.
SNELSPANNER: Ook bekend als QR. Met de quick-release-hendel kan je het wiel uit het frame halen. De voorvork of het frame heeft een opening, waar je het wiel in kan steken. Als je de hendel dichtdrukt, wordt het wiel vastgeklemd aan de voorvork of het frame.
STEEKAS: Een steekas gaat door het wiel en de voorvorken kan niet zoals een snelspanner in het frame worden geklemd. Sommige assen hebben aan één kant een hendel om de steekas gemakkelijk los te draaien, bij andere heb je een inbussleutel nodig. Een goede reden om altijd een multitool bij je te hebben!
VENTIEL: Via het ventiel komt er lucht in de band. Er zijn twee soorten: Schrader en Presta. Een Schrader-ventiel staat ook wel bekend als een autoventiel. De meeste fietsenbanden zijn voorzien van een Presta-ventiel. Dit type heeft een kleine metalen dop aan het uiteinde die moet worden losgeschroefd voordat er lucht in kan.